Er worden nog altijd teveel koeien geschilderd
die in de weide staan, alleen kan je ze nu niet zo gemakkelijk meer
herkennen omdat ze meta-modern zijn.
Er is niets anders te zien dan de sociale ontcijfering van taal en vormen. Wees dagelijks u eigen producenten. Vuur vraagtekens
naar alle instituten die onze levens trachten te beheersen. Collectief
of individueel. Stop (olie)verf in de scharnieren.
PTTL is vandaag een groep mensen met zin voor interventies van tijdelijke en strategische aard. Hun aantal is onbepaald.
PTTL ontstond in 1998, met als basis het stempelkantoor
van Sint-Joost. We deden dit tot het jaar 2006, wanneer de tweewekelijkse stempelcontrole over heel België opgedoekt werd en vervangen door "de individuele begeleiding der werkzoekenden."
Ook vandaag is het lot van PTTL sterk verbonden met sociale en stedelijke themathieken
Oud zeer en nieuwe netwerken
Begin 1998 kwam een groepje mensen samen om een tentoonstelling te maken in het doplokaal van Sint-Joost. Een artistieke activiteit ontwikkelen tijdens een periode van werkloosheid werd in die tijd toegestaan na 6 uur ’s avonds en voor 8 uur ’s morgens, binnen een familiaal kader. Er liep een proces tegen de schrijfster Pascale Fontenau, aangespannen door de Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening, omdat Gallimard één van haar boeken had uitgegeven in een periode waarbinnen zij werkloos was. Het recht op vrije meningsuiting kreeg hiermee een flinke knauw.
Kan de staat als
model staan?
Toen in 1998 elke werkloze van de Brusselse deelgemeente
Sint-Joost een formulier toegestopt kreeg dat alle werkwilligen
warmhartig opriep om hun bijdrage te leveren aan het opfleuren
van hun doplokaal, kon wat ons betreft die hele stempelcontrole
gelijk afgeschaft worden. Die uitermate denigrerende vorm van sociale
controle draaglijker maken door het organiseren van een tentoonstelling
was niet aan ons besteed.
Er klopte iets niet met die officiële uitnodiging:
een aantal kunstenaars/essen had nog maar net de pers gehaald omdat
zij overhoop lagen met een niet onbelangrijk deelaspect van de reglementering aangaande toegestane activiteiten tijdens periodes
van werkloosheid(*). Kunstactiviteit uitoefenen
als werkloze mocht, op dat moment, enkel in familieverband of...
na acht uur 's avonds en voor zes uur des ochtends. Elke activiteit,
die niet in verband kon worden gebracht met het zoeken naar werk,
of die je beschikbaarheid op de arbeidsmarkt in gevaar bracht,
was tegen dat reglement. Politiek en administratie hadden een mooi
instrument in handen om uitkeringsgerechtigde werklozen op droog
zaad te zetten. Of misschien kon het hen gewoon niets schelen.
In elk geval, als je dan toch werkloos was en graag wat creatief
bezig, mocht je dat van hen best doen,... na acht uur 's avonds...
etc. Je inschrijven op de avondacademie hield je ook best geheim.
Overijverige Inspecteurs (O.I.) hielden het licht van je atelier
in de gaten en knipten artikels over je tentoonstellingen uit de
kranten. Hun persoonlijke schorsingsquota werden er almaar beter
van (**). Er stond een fraaie domper op je recht
op vrije meningsuiting. Als werkloze maakte je, voor je het wist,
deel uit van het clandestien verzet.
Niemand merkte intussen op dat kunstenaars, net
als alle andere werklozen, een uitkering verwerven door... hun
studies te beëindigen of na twee jaar, in loonverband te hebben
gewerkt.
Een hardnekkige premisse
Je had dus brute pech wanneer je als ondernemend
kunstenaar tegen de lamp liep. Aan kunst verdien je geld, anders
begin je daar toch niet aan? Het progressiefste ideologisch discours
dat de andere kant van het probleem belichtte was al even eng.
Dat ieder menselijke geest zich moet kunnen ontwikkelen. Werkloos
of niet. Kunst is een valoriserende activiteit, toch?. Deze humane
visie van wat een actieve welvaartstaat haar burgers zoal te bieden
heeft, blijft aan de oppervlakte en geeft voeding aan gekke vormen
van paternalisme: Ben je dan niet blij dat je tentoonstellen kan?
Dat iemand je die mogelijkheid geeft? Waarom zouden jullie, als
werklozen, geen steentje bijdragen om jullie doplokaal een aangenamer
kleur te geven?
De Gemeente van Sint-Joost wou dit bovendien vergoeden
door de vernissagekosten te betalen. Maar is een tentoonstelling
maken dan geen werk op zich, of helemaal niet arbeidsintensief?
Is het reglement betreffende toegestane activiteit tijdens periodes
van werkloosheid een democratisch compromis? Kunnen wij ons oeuvre
te koop aanbieden en de kosten-aan-de-maak-ervan-verbonden-enigszins-pogen-te-recupereren...
zonder onze uitkering te verliezen? Steken we onze nek uit voor
eer en een loonzakje vol chips au naturel?
Een klem tussen de deur
In februari 1998 gingen vijf plaatselijke werklozen
op het hoffelijke aanbod van de kleine Brusselse Gemeente in. Het
duurde Isabelle, Issabelle, Arety, Alain en Axel wel eerst een
paar dagen om te begrijpen hoe de vork in de steel zat. Nee, dit
was niet de zoveelste poging van de R.V.A. om een paar werkloze
kunstenaars/essen op te sporen, uit de bosjes te halen en af te
knallen. Noch ging het om een afrekening met een aantal individuen
die, werkloos en filosofisch bewust van hun situatie, hiervan gebruik
maken om hun passie bot te vieren.
Ingaan op deze nobele kans om het doplokaal op
te fleuren, dwong de deelnemers in een illegale situatie. De Gemeente
luisterde, weliswaar met een half oor, edoch verbaasd naar de analyse.
Er ontstond een kleine lokale opening, om de meest enge interpretatiemogelijkheden
van de Wet op de Werkloosheid, publiekelijk voor schut te zetten.
Dat deurtje ging niet meer dicht..
Doppers stellen hun werken tentoon
Tijdens gesprekken met de lokale ambtenaar achter
dit initiatief ontdekten we tot onze verbazing dat de stempelcontroles
niet door de R.V.A. georganiseerd worden. Het zijn de Belgische
Gemeentes die deze opdracht van de staat in hun nek gedraaid kregen.
Het zijn zij die lokalen en personeel daarvoor beschikbaar moeten
stellen. Logischerwijs beslissen die ook zelf hoe dat nu juist
moet gebeuren. Welke openingsuren er aan verbonden zijn, of de
controle alfabetisch gebeurt of niet, of mannen en vrouwen zich
apart dienen aan te melden, of hoe groot het lokaal moet zijn.
Hoe driest of hoe fleurrijk. Gemeentes geven stempeltjes en vullen
de lijsten in, en sturen die door naar de R.V.A. die het reglement
opstelt en sanctioneert. Elk zijn bevoegdheid. Er is geen overlapping
van competenties maar samenwerking en contact. Zwartwerk opsporen
is duidelijk niet de job van Gemeentes. Op vraag van de R.V.A.
informatie over de activiteit van personen doorspelen, dat moet
wèl, maar wees gerust, volgens onze man, gebeurt dat vrijwel
nooit.
I. I. A. A. A. de vijf kunstminnende werklozen
die elkaar in deze situatie net hadden ontmoet pleegden overleg.
We vertrouwden niemand en we bevonden ons op ongekend terrein.
Productie van publieke ruimte, toe-eigening of een grootstedelijk
initiatief,... hadden we nooit van gehoord. We moesten ons indekken,
maar hoe?
Interventies en situaties
Door openlijk tentoon te stellen op een plaats waar dat (bijna) niet mocht, speelde het kleine groepje mensen dat zich Plus tôt te laat begon te heten een pro-actieve en federerende rol bij het tot stand komen van een netwerk van zevenentwintig kunstenaarsorganisaties: het Nationaal KunstenaarsPlatformdesArtistes. Maart 1999 werd een persconferentie in het doplokaal van Sint-Joost georganiseerd, en enige maanden later erkende de regering dit platform als volwaardige gesprekspartner bij de onderhandelingen die in 2003 leiden tot het kunstenaarsstatuut.
Mensen doen samenwerken hebben we hier geleerd. In dat platform, tijdens deze onderhandelingen, en ook in het doplokaal zelf. Tentoonstellingen maken, als vrijplaats om je standpunt naar voor te brengen werd een heel natuurlijke bezigheid. Dat we daarbij op de rand van de kunst zaten maakte het alleen maar spannender.
De articulatie kunstenaarsstatuut-doplokaal was intrinsiek verbonden met de relatie doplokaal-wijk-stad. De stad onderzoeken met artistieke middelen werd de insteek voor het ontwikkelen van video’s, posters en interventies in de openbare ruimte. Rond mensen zonder papieren, de brand in de Begijnhofkerk, de Universele Ambassade, het schrijnend tekort aan fietspaden, de heropwaardering (en afbraak) van achtergestelde buurten,… ontstonden nieuwe allianties die we tot heden met ons “oude” netwerk verbonden.
Kruispunt
Wat we in 2000 nog de rand noemden, de marge, beschrijft PTTL vandaag als een kruispunt. Een bestuiving. Wanneer deze groep zich constant heeft weten te vernieuwen, is het belangrijk te begrijpen dat haar samenstelling steeds uit mensen met zeer diverse achtergronden en opleidingen bestaat. Noch de kunst, noch het activisme, de socioloog noch de sans-papiers, de werkloze, noch de moeder,... bepalen op hun eentje wat PTTL nu precies is of zal zijn. Een vrijplaats dus, die zich dikwijls weet te onttrekken aan de regels die binnen disciplines gelden. Een plek waar elk mens-zijn met elkaar geconfronteerd kan worden. Dit soort mix ontwikkelen is geen comfortabel gegeven. Pratende subjecten zitten niet stil. Er ontstaan spanningsvelden, radicale beeld- en taalarticulaties, tijdens, voor en na projecties, bij het maken van affiches, video’s, een website, tentoonstellingen, discussies, een gestencild boek,...
Interne discussiemodule
In een gesprek met de andere, accepteer ik hem als gesprekspartner, dat wil zeggen dat ik zijn mening en de context van de ander, inbreng in mijn eigen denkproces. De acceptatie van de “ander” is in deze dialoog een onvoorwaardelijke bijdrage aan zichzelf. Je leefomgeving bevragen met artistieke middelen betekent voor PTTL een zoektocht naar vorm, taal en discours. Wanneer we veel en snel produceren, en daar zo veel mogelijk mensen, organisaties en instituten bij weten te betrekken, komt de meer theoretische onderbouw al snel vanuit de buik. Onszelf documenteren, en dit niet aan toevallig geïnteresseerde analisten over te laten, vinden we minstens even belangrijk. De interne discussiemodules, die we opzetten sedert 2009, spelen hierin een structurende rol, en vinden hun weerslag in de teksten die we uitgeven en op de website publiceren.
Conceptueel en artistiek: het lied van de stad
Deze stad is een natuurlijke locatie waar vele artistieke producties van vertrekken. Telkens
gericht op interactie met andere mensen en sectoren, begrijpen we kunst inderdaad als
één manier om naar de dingen te kijken. Visie en methodiek werden stellig beïnvloed door de programmatorische eigengereidheid van het Brussels Sociaal Impuls Fonds (VGC- nu Stedenfonds): De dualisering van de stad tegengaan door het opzetten van nieuwe netwerken.
Een tiental mensen met zeer verschillende achtergronden delen vandaag binnen PTTL kennis en ervaring. Er ontstaan radicale articulaties tussen kunst en niet-kunst. Sociaal zwakke mensen worden binnen deze context niet gezien als doelgroep en/of -publiek, maar als individuen die versterkt worden omdat ze in een omgeving sterkeren worden opgenomen. Nieuwe lokale en bovenlokale (co-) producties vinden juist doorheen dit gegeven begane grond. (cfr Marc Schepers werk met de Venstergalerij, Antwerpen, Linkeroever). Individuen, waaronder uiteraard kunstenaars, vinden sinds 1998 zo hun weg naar onze werkplek, en worden betrokken bij het maken van tentoonstellingen, affiches en video’s in een collectief verband. De fysieke ontdekking van PTTL’s Japanse stencilmachine ligt aan de wieg van meerdere publicaties en – catalogi. Zo worden er gemeenschappelijke affiniteiten ontdekt die soms leiden tot ongeplande interventies in de openbare ruimte: posters kleven op bizarre plekken doorheen de stad. Net dit type onvoorziene kruisbestuivingen stelt PTTL in staat niet-homogene groepen samen te stellen bij het ontwikkelen van video’s binnen wijkcontracten, (Houwaert-Bossuet // 2000-2002 – Malibran 2007-2008) ), Plein-Open-Air filmpjes (2008-2009-2010), tentoonstellingen in de Pianofabriek ( 2009-2012), werkplaats stad - ateliers urbains (2009-2013),.. Andere media brengen andre mengvormen met zich mee.
Deze veelgelaagde maakprocessen brengen ons ook tot een specifieke esthetiek. Er is een parallel te trekken tussen een behoorlijk aantal PTTL-producties en het oude vaudevilletheater, annex politieke revue. Humor is nooit ver af, een satirische toon en vele invalshoeken ook niet. En inderdaad: binnen elk gebruikt medium gaan we voor verschillende toonaarden, geaffirmeerde stijlbreuken, en plotse ritmeveranderingen. De vingerwijzing naar de vaudeville begrijpen we hier als “het lied van de stad”, gezien doorheen de ogen van haar bewoners en gebaseerd op een zekere vorm van waarheid en actualiteit.
Axel Claes
(*) ref. The art of being unemployed: soft focus guaranteed
(**) ref. Archieven vh kunstenaarsplatform: klachtendagen
en infosessies van het NICC.
|